donderdag 15 maart 1962
( van onze parlementsredactie )
De regeringsmeerderheid in de Tweede Kamer heeft een motie van de heer Burger ( PvdA ) verworpen, waarin de minister-president werd uitgenodigd in de kamer te verschijnen om inlichtingen te geen over de jongste ontwikkelingen in de kwestie Nieuw-Guinea.
De heer Burger vond dat de minister-president door zijn verklaringen na het kabinetsberaad van maandag de zaak zelf ter openbare discussie heeft gesteld en dat het daarom zeker mogelijk moet zijn dat de kamer erover spreekt. De woordvoerders van de regeringspartijen accepteerden echter dat de regring zich verschuilt achter het landsbelang om een debat in de Tweede Kamer te ontgaan.
De discussie was uitgelokt eensdeels door de verklaringen die prof. De Quay maandagavond voor de pers heeft afgelegd, andersdeels door een brief die hij de Kamer gistermiddag zond en waarin stond dat de regering om redenen van het landsbelang een discussie thans ongewenst acht.
'' Tot vorige week had ik mij een dergelijk standpunt van de regering kunnen voorstellen. Maar nu is het gehele volk getuige geweest van een persconferentie waarop zaken besproken zijn die de regering nog niet in de Kamer naar voren heeft gebracht'', zo bestreed mr.Burger de brief van prof. De Quay.
" De fase Oe Thant is kennelijk terzijde. Ook is er duidelijk sprake geweest van het zenden van troepen naar Nieuw-Guinea. Ik heb gelezen dat dit niet alleen zou dienen voor verdediging tegen Indonesie, maar ook tegen de Papoea's. Dat is een ontstellende mededeling. Ook heeft het kabinet over evacuatie gesproken'' , aldus mr.Burger.
Met deze voorbeelden maakte mr.Burger duidelijk dat de situatie na het vorige Nieuw-Guinea-debat in de Kamer duidelijk veranderd is. Hij meende dan ook dat de Kamer niet kan aanvaarden dat de regering over zulke zaken wel in het openbaar, maar niet met de Kamer wenst te spreken.
Voorzitter Kortenhorst deelde hierop mede dat de regering wel bereid is vanochtend met de kamer-commissies van Buitenlandse- Zaken en Defensie te spreken. De heer Burger repliceerde echter dat het hier gaat om zaken die de regering publiek gemaaakt heeft. Het is niet juist een dergelijke publieke zaak in de commissies te bespreken.
De heren Tilanus ( c.h.u ), Oud ( v.v.d ), De Kort ( k.v.p ), en Bruins Slot ( a.r ), achtten het regeringsstandpunt echter redelijk. Zij konden zich voorstellen dat de regering, gezien de spanning in het land, mededelingen aan de pers heeft gedaan. Zij waren bereid zich neer te leggen bij de opvatting van de regering dat het niet verstandig is nu tot een openbaar debat te komen. Slechts de regering is bij machte dat te beoordelen, meenden zij.
De heer Oud voegde hieraan toe dat ook als prof. De Quay zijn verklaringen in de Kamer had afgelegd, hij zich kon voorstellen dat de regering er geen discussie op wilde laten volgen. Een dergelijk debat zou in deze delicate situatie volgens prof. Oud funest zijn.
Dit is een zaak waar iedereen over spreekt, di de regering zelf op straat heeft gebracht. En nu durft men zeggen dat de Kamer er niet over mag praten. '' Ik laat me niet de mond snoeren doordat men deze zaken in geheime vergaderingen brengt " , aldus mr. Burger.
De motie werd verworpen met 39 stemmen van de PvdA, CPN voor, en 77 stemmen tegen ( KVP, VVD, AR, en CHU )
De heer Bakker ( cpn ) die een interpellatie over de Nieuw-Guinea kwestie had aangevraagd, vond dat de verklaring van prof. De Quay lijkt op grootvaders schrijfbureau; de helft van de laatjes is geheim, de andere helft heeft een dubbele bodem. Er is wel een beleidsbeslissing genomen, en er is wel een verklaring voor de pers afgelegd, er kan geen Kamerdebat komen. De heer Bakker vond dan ook dat de Kamer nu een datum voor zijn interpellatie moest vaststellen. De regering is dan wel verplicht te verschijnen.
De datum voor de interpellatie van de heer Bakker werd niet vastgesteld.
Vrije Volk Donderdag 15 maart 1962