MET VERPEL 412 OP WAIGEO
========================
Op 3 april heerste er in het basisbivak, kortweg genoemd kamp GO, een kleine drukte, dit in verband met het gereedmaken van een kleine expeditie-patrouille naar de Noek, welke in zijn geheel uit zwaar geselecteerde vrijwilligers bestond en semi-vrijwilligers. De laatste personen behoren tot een bepaalde dienstgroep welke voor een patrouille onmisbaar is, o.a VD en verpleging.
Doch ook zij deden het werk met groot animo. Op 4 april om 6.45uur was alles startklaar en onder leiding van ELNTMARNS Lever werd de patrouille per LCPR vervoerd naar Waifoei waar een gids en dragers gereed stonden. Behalve mariniers gingen ook nog 4 man mobiele politie uit Sorong mee.
De Noek bestaat uit 2 bergtoppen waarvan de hoogste ca 1100mtr. is. De beide toppen zijn grillig gevormd en liggen grotendeels in het wolkendek. De laatste paar honderd meter van de top is kegelvormig en stijgt nagenoeg loodrecht omhoog. Vanaf Waifoei werd dadelijk een flinke pas ingezet die werd volgehouden tot 10.00uur in de morgen. De rustpauze werd voornamelijk ingelast voor de dragers, die niet gewend waren aan een dergelijk marinierstempo en enkele gaven daarvan ook herhaaldelijk blijk door tegen het dek te gaan.
Bij het vinden van water, omstreeks 12uur, werd halt gehouden en een basisbivak ingericht. De patrouille zat toen 400 mtr onder de top. Allereerst werd een balé balé gebouwd ( mannenhuis-systeem) waarvoor ettellijke bomen werden gekapt. Dit alles vanwege de laaghangende wolkenvelden ( No smoking, fasten seatbelts ). Nadat een keiharde verbinding met kamp GO tot stand was gekomen, dankzij KPLVD Vrije, werd daar de route nauw gevolgd door de achterblijvers die ook in spanning zaten of de expeditie zou lukken of niet, temeer daar volgens zeggen de Noek in 1939 voor het laatst was beklommen. Maar de leider kennende hoefde men niet te twijfelen aan het welslagen van deze beklimming.
Terwijl Sgt. Hakkenberg op werkelijk sublieme wijze zich over de hongerige magen ontfermde deed ziekenverpleger Meersbergen dit over de blaren en eksterogen. De temperatuur viel mee en er was nog steeds geen sneeuw te bespeuren zoals verwacht werd. Na de gehele nacht in trance geweest te zijn op het wachtsvolk na, werd de volgende dag 5 april tegen 7.00 uur de tocht voortgezet met uitzondering van vaste walplaatsers basisbivak. De tocht werd met behulp van klimhaken ( made LCPR dreglines ) en klipgeiten-mentaliteit voortgezet. Door volharding en vechtend tegen hoogtevrees werd uiteindelijk 's middags om 12.30 uur de top van de Noek bereikt. ( Nog steeds geen sneeuw, wel mist ).
Met groot ceremonieel werd daarop het herdenkingsbord waarop de namen van de patrouillegangers gegrift stonden aan een boom bevestigd. Ook de mobiele politie pleegde iets dergelijks. De top was zwaar begroeid met mos; geen grote draken of slangen te zien evenmin ijskasten met Amstel c.q Heinekens.
Na een half uur rust werd de terugtocht aanvaard. Deze was enigszins moeilijker, daar de mens niet is uitgerust met een hydraulische rem. 's Middags om ongeveer half vijf werd het basisbivak weer bereikt en van daaruit een telegram aan CMARNS verzonden waarin de overwinning gemeld werd. Razend van de honger werd toen aangevallen op de door achterblijvers bereide brouwsels. Wederom werd op het wachtsvolk na, genoten van de nachtelijke trance ( geen nachtmeries geconstateerd van vallen in diepe ravijnen zonder parachute). 's Morgensvroeg 6 april ging het als een rollende lawine op Waifoei aan, dat al om 10.30 uur werd bereikt. Hier werd toen weer voor de inwendige mens gezorgd en om 10.30 uur ging het scheepsgewijs af op kamp GO, waar de sneeuw van de schoenen verwijderd moest worden.
Een gelukwens-telegram van CMARNS was de kroon op deze welgeslaagde expeditie.
HH.
vervolg, see,voir. p.3