

|  |   |  |
Kath.Illustratie 23 september 1961
De ochtend na de nacht : in het nachtbivak wordt de "was " te drogen gelegd.
|  |
Kath.Illustratie 23 september 1961
Het bakken van gedroogde visjes liet luitenant Kayzer zich niet ontgaan....
|
 |  |  |
Licht ?
- Ik ben er sterk voor, dat de troepen, die nu eenmaal een taak hebben in Nieuw-Guinea, behoorlijk getraind worden. Later, als ze misschien werkelijk kennis zullen moeten maken met dit barre land, kan hun leven ervan afhangen. Ze moeten aan het bos wennen, ze moeten junglemarsen kunnen maken, allemaal prima, maar na uren voetje voor voetje vooruit struikelend dacht ik ineens weer aan die Jappenholen van 's ochtends. We hadden toen tientallen keren ineens voor een loodrecht de diepte ingaande koraalput gestaan. Als er nu een voor onze voeten kwam, stortten we er onherroepelijk in en dan was de ellende niet te overzien.
- Ik maak nooit ,, technische" opmerkingen tegen het kader, dat een oefening leidt ; door mijn lange Indische tijd heb ik misschien enig inzicht in een paar militaire dingen, maar ik houd altijd mijn mond. Die nacht brak ik echter met die gewoonte en vroeg op een gegeven moment luitenant Kayzer of het bij deze afschuwelijke donkerte op dit terrein vol diepe gaten en holen niet onverantwoordelijk was om zonder éen licht ( het gebruik van flashlights was verboden ) door te stompen. Kayzer was een prima officier. Hij had naast zijn marinierstraining nog een commando-opleiding gehad, liep er echt de kantjes niet af en was gezond hard voor zijn mensen. ,, Als er een z'n nek breekt, " antwoordde hij ,, zijn we inderdaad nergens ". Vanaf dat ogenblik werd het een normaal beestachtige tocht.
De zee, de zee !
- Als ik me goed herinner, bereikten we de kust nog voor middernacht, hadden we dus over goed twee kilometer een kleine vijf uur rondgebaggerd !! Ik ben misschien nooit zo opgelucht geweest als toen we voor ons de branding meenden te horen. We braken ons een weg door de laatste junglechaos en merkten, dat we nauwelijks plaats hadden aan het strand. Het was kennelijk hoogwater en tussen de laatste bomen en struiken brak het koraal ineens omlaag : daar rumoerde luid en dichtbij het water. We ploften uitgeput neer op de smalle koraalrand en zeiden wel vijf minuten niets. Het onweer was inmiddels ook dichterbij gekomen en de flakkerende tropische bliksem zette voortdurend het donkere hoopje ellende - zeven boslopers in het holst van de nacht - even in gloed. Toen maakte een snuggerling de onvermijdelijke opmerking : ,, Verr.k ,ze hadden ons hier toch een bivakvuur beloofd en er zou water aangevoerd zijn. Waar blijft de organisatie, jongens? ! "
- De organisatie had lekker de hele dag aan vaste wal kunnen zitten ( waar ze getuige ons middagmaal voortreffelijk voor ons gezorgd had ), maar tekortgeschoten was ze niet vermoedelijk. Het was tenminste veel aannemelijker, dat wij onze kompaskoers niet helemaal foutloos hadden gelopen en daardoor het bivakuur hadden gemist. We probeerden de kust af te kijken, maar overal was bos. Luitenant Kayzer ging zelf op verkenning uit en verdween weer tussen de bomen. Wat een moed ! De ellende was bovendien, dat we geen zekerheid hadden, welke kant we op moesten : waren we rechts of links van het vuur uitgekomen ?
Wolkbreuk...
- Terwijl het mals begon te regenen - de onweersbui trok in een minimum van tijd ineens de hele lucht dicht - kwam er echter aan één twijfel een einde. Rechts van ons dansten op het zwarte silhouet van de enigszins uitbuigende eilandkust ( bij bliksem kon je ver kijken ) plotseling een paar kleine lichtjes. Dat moest een andere groep zijn, die na ons gestart was. ,, Het lijkt daar wel een fakkeloptocht, eh `grijnsde een van de maten naast me. ,, Die zaten ook een lekker eind uit de koers.`` Hierdoor gokten we maar, dat het bivak naar links moest zijn, kropen pijnlijk overeind, hingen onze bepakking weer om en vertrokken. Iedereen had zo genoeg van het bos, dat we het strand probeerden aan te houden. Maar er was nauwelijks strand en bovendien kwamen we telkens voor enorme bomen, die half in zee lagen. Bij de eerste obstakels probeerden we nog droge voeten te houden, kropen eroverheen of wrongen ons eronderdoor. Maar toen we honderd meter hadden gelopen barstte het tropisch onweer in al z´n hevigheid los. We kregen haast, renden onder de uitlopers van een beginnende wolkbreuk al stukjes door het water, als een omgevallen boomstam erg moeilijk was. De zee drong ineens soppend in je schoenen : ze bleek niet koud en bij een volgende boomversperring zag ik mijn voorman al tot zijn knieën door de branding baggeren. Toen we tot op onze huid nat waren van de wolkbreuk, kon het ons eigenlijk niks meer schelen. Met de kreet : ,, We zijn weer amfibisch, jongens ! " Alles volgens marinierstraditie ! " nam daarom de leider van onze groep een nieuwe versperring lekker ruim, en waadde voor 't gemak tot zijn middel door de zee, z'n wapen boven z'n hoofd. Ik deed hetzelfde met m'n camera, hoopte alleen, dat m'n blocnote vol kostbare aantekeningen het houden zou in het plastic hoesje in m'n borstzak.
vervolg,see,voir, pag. 5
|
| carol.magermans@gmail.com |
| |
|
|  |  |  |