In een sfeer van spanning en onenigheid komt het kabinet vanmorgen om tien uur bijeen, om over de kwestie-Nieuw-Guinea te vergaderen.
Het gesprek zal worden beheerst door twee motieven:
* de resultaten van de besprekingen die minister Luns heeft gevoerd in Washington en Tokio;
* de wens van een deel van het kabinet om de troepenmacht op Nieuw-Guinea onmiddellijk te versterken.
In Den Haag acht men het niet uitgesloten, dat de vergadering vérstrekkende gevolgen zal hebben. Met name acht men het allerwaarschijnlijkst, dat minister Visser ( Defensie ) zal vasthouden aan zijn wens schepen van de vloot, mariniers en eenheden van de landmacht uit te zenden.
Men meent dat, tenzij minister Luns harde Amerikaanse toezeggingen over bijstand aan de verdediging van Nieuw-Guinea kan overbrengen, ir.Visser het achterwege blijven van deze maatregelen, onverantwoord vindt. Hij zou willen aftreden, als het kabinet onder die omstandigheden zijn opvattingen niet deelt.
NOODZAAK
Minister Visser zal zo menen wij te weten zijn collega's als redenen voor de noodzaak van versterking voorhouden: de kans op een nieuwe krachtige Indonesische aanvalspoging op korte termijn en de kans op moeilijkheden op Nieuw-Guinea zelf.
In het eerste geval zullen de Papoea's en de rond 20.000 Nederlanders op Nieuw-Guinea moeten worden beschermd; in het tweede geval zijn de troepen nodig om de orde te handhaven.
De inzichten van ir. Visser schijnen te worden gedeeld door de ministers Klompé en Toxopeus en de staatssecretarissen Bot, De JOng en Calmeyer.
Dat minister Luns tegenover het betoog van zijn collega van Defensie Amerikaanse toezeggingen voor doeltreffende hulp kan stellen, acht men in Den haag niet zo waarschijnlijk. Maar de plannen van minister Visser, om dan zelf maatregelen te treffen zullen door hun internationale consequenties de Amerikanen evenmin zinnen, zo meent men.
Het Vrije Volk maandag 12 maart 1962