Wie een dictatuur wil vestigen heeft allereerst twee dingen nodig. Een fanatieke groep, die met de man-met-de-grote-bek meebralt ( meestal een minderheid ) en een massa, die zich laat hypnotiseren en zich de angst op het lijf laat jagen. Tegenover angst en wijfelmoedigheid heeft intimidatie altijd succes. Een massa, die haar geestelijk houvast kwijt is, is in haar radeloosheid vatbaar voor iedere suggestie.
Als de toestand er rijp voor is en de vereiste factoren aanwezig zijn, is het niet al te moeilijk dictator te worden. Moeilijker echter is het dictator te blijven! Een tiran, die het rustig aan wil gaan doen, doet wijs het vluchtkoffertje bij de hand te houden. Hij heeft veel beloofd en nu wil de aanhang successen zien, veel successen, daverende successen. Blijven die uit, dan staat de grote man weldra alleen. Bovendien dreigt steeds het grote gevaar, dat de massa tot rust komt en gaat denken. Dit laatste kan geen dictator dulden. De massa, die denkt, doorziet de voosheid van het dictatoriaal geschreeuw. Zij gaat haar onvrijheid beseffen en wordt zich bewust van haar kracht.
Terwille van de éclatante successen en om de massa in onrust te houden, moet de dictator blijven brullen tot het bittere eind ( het einde is meestal bitter , ondanks de saldi bij de Zwitserse banken ! ).
De voordeligste successen behaalt men ten koste van anderen. Daarom hebben dictators altijd een razende honger naar andermans goed. Wat onmiddellijk voor het grijpen ligt, is naatuurlijk het eerst aan de beurt. Met hysterisch gekrijs verkondigt de grote leider, dat het volk eindelijk zich moet gaan toeëigenen waar hey al zo lang recht op heeft. Aangezien niemand hem durft tegen te spreken, heeft hij dus het recht aan zijn hand........ en ,, het naasten" kan beginnen.
Er bestaat een principieel verschil tussen naasten en gewoon stelen. Stelen doe je zo maar, om te naasten daarentegen moet je eerst duidelijk zeggen, dat je er het recht toe hebt en dan pas inpikken. Natuurlijk laten de door de naasting gedupeerde mogendheden het er niet bij zitten en dienen scherpe protestnota's in. Aangezien fatsoenlijke mogendheden echter niet van geweld houden, niet voor agressor willen worden aangezien, en zeker geen wereldoorlog willen riskeren, weet de dictator, dat ze hem toch niets maken en legt de nota's rustig naast zich neer.
Hoe nu verder met de dictatuur, wanneer er in eigen land niets meer te naasten valt ? Er moet iets gebeuren, er moet leven in de brouwerij blijven, anders is het uit met de dictatoriale pret. Dit is het gevaarlijke moment, waarop de sterke man zijn oog laat weiden buiten de grenzen van zijn eigen land. In het buitenland valt natuurlijk niets te naasten. De procedure is dus veel minder eenvoudig. Hij moet zich eerst een gebied uitzoeken, dat in aanmerking komt om te worden opgeëist. Heeft hij dit gevonden, dan worden weer aanstonds massabijeenkomsten belegd, waar hij op de hem eigen overtuigende wijze den volke kond doet, dat het nu maar eens uit moet zijn en dat dit gebied ,, Heim ins Reich " moet worden gebracht. Maar hij doet nog meer. Hij zoekt steun bij geestverwante mogendheden, hij praat op persconferenties, hij laat de wereld gonzen van de argumenten, die zijn eisen moeten rechtvaardigen. Ziedaar, wat nog kort geleden een normale toestand, waarmede iedereen vrede had, is plotseling een probleem geworden, een probleem, dat zelfs de wereldvrede in gevaar kan brengen. De dictator wil hiermede op een nette manier zeggen , dat HIJ niet zal schromen de wereldvrede in gevaar te brengen, als hij zijn zin niet krijgt. De fatsoenlijke mogendheden bezwijken voor deze dreiging, omdat ze niet graag de schuld krijgen van een eventuele oorlog en haasten zich met de geweldenaar te gaan confereren. Misschien weten ze wel dat dit zinloos is, want een dictator weet alleen van nemen, iets toegeven duldt het prestige niet. Maar wie weet kan men hem AAN DE PRAAT houden en ,, komt tijd komt raad."
Toch kan dit niet te lang duren, want de dictatuur begint hoe langer hoe duidelijker met de sabel te rammelen. De fatsoenlijke mogendheden worden zichtbaar nerveus. Eerst hebben ze fier alle eisen afgewezen. Daarna hebben ze meer en meer toegegeven. Maar dan schijnt een gewapend conflict onvermijdelijk.......... Wat zal men doen. Zal men uiteindelijk geheel zwichten voor de grote bek en de dreigementen?
Op dit punt zijn we nu aangeland met betrekking tot de kwestie Nieuw-Guinea. We willen ons hier niet verdiepen en ook geen stelling nemen in de vraag of Soekarno argumenten kan aanvoeren ter staving van zijn recht op wat hij alvast zijn provincie West-Irian belieft te noemen. Wij willen alleen constateren dat DREIGING MET GEWELD géén argument is, doch eerder een bewijs kan zijn van een tekort aan argumenten.
Wij hebben beloften gedaan aan de Papoea's. Terecht of ten onrechte, of dit wijs of onwijs is, nogmaals deze zaak willen wij op deze plaats in het midden laten. Maar indien deze niet worden ingelost, betekent dit, dat het vertrouwen in recht en gerechtigheid voor de zoveelste maal een knak krijgen. Indien wij Nederlandrs inderdad zelfrespect hebben, mogen wij tenminste niet dulden, dat met deze belofte een lichtvaardig spel wordt gespeeld.
We weten het, Nieuw-Guinea kost ons meer, dan het opbrengt. Dit zou voor sommigen een reden kunnen zijn Soekarno maar meteen helemaal zijn zin te geven. wij achten DIT een armzalig motief. Erkennen dezen dan werkelijk geen hogere waarden dan de klinkende munt? Het moet beneden onze waardigheid zijn als Nederlanders de inlossing van een gedane belofte afhankelijk te stellen van de vraag of we eraan verdienen! Hogere waarden, de goede trouw en het recht zijn hier in het spel. De uitlatingen en de dreigingen van president Soekarno beginnen hoe langer hoe meer overenkomst te vertonen met het dictatoriale gedragspatroon, dat wij hierboven hebben geschetst. Indien een vrij volk zwicht voor dreigementen als door hem bij herhaling geuit, betekent zulks, dat de intimidatie van de grote bek wederom succes heeft gehad; dan betekent dit, dat we weer een stap dichter zijn genaderd tot het punt, waarop de terreur van de grote bek regeert en wij het internationale recht kunnen afschaffen.
Wij wensen onze regering toe: naast wijsheid vastberadenheid, met ruggesteun van een volk, dat uit diepe innerlijke overtuiging achter zijn regering kan staan !
maart 1962