Op een helling hoog boven Manokwari ligt een caféterras, waar ik een merkwaardig verhaal hoorde. Men ziet er uit over een prachtige stad aan een prachtige baai. Maar het is een stad die even hard aan één kant afsterft als zij bezig is aan de andere kant tot nieuw leven te komen.
Wie er, zoals ik na vijf jaar terugkeert, daar in Manokwari met zijn bijna tienduizend inwoners, ziet aanvankelijk alleen de geweldige uitbreiding en modernisering.
Met zijn scheepshelling, zijn houtzagerij en zijn vele kleinere en grotere bedrijven is Manokwari het industriële centrum van Nieuw-Guinea, zeker sedert de oliestad Sorong in snel tempo verlaten wordt. ( Daar werken nog tweehonderd man aan de laatste opruiming terwijl er vijf jaar geleden, bij mijn vorige bezoek, nog achtduizend arbeiders in dienst waren !).
Industrieel centrum, waar voor rekening van het ontwikkelingsfonds der Europese Economische Gemeenschap een argrarisch proefstation van voor Nieuw-Guinea onbekende omvang wordt opgebouwd. Waar hard wordt gewerkt aan nieuw kazernes voor het Papoeakorps, dat eerlang 800 man zal omvatten. Aan nieuwe woonhuizen en wegen.
LEGE HUIZEN
Maar bij een tweede rondgang merkt de bezoeker van vroeger hier en daar vreemde dingen op. Er staan huizen leeg aan de rand van de stad, soms heel behoorlijke villa's. Bij winkels staan bordjes Te Koop. In het plaatselijke krantje worden complete inboedels te koop aangeboden. En van de tien Europeanen in Manokwari die hij naar hun welstand vraagt, geven zeker vijf het antwoord: we gaan weg, we hebben er geen vertrouwen meer in.
Zo is het leven en sterven van Manokwari. Op het oog (nog) geen tragische gebeurtenis en des te onbegrijpelijker als men verneemt dat de Scheepswerf Konijnenburg, de grootste van Nieuw-Guinea en de grote ( semi ) gouvernementszagerij nog nooit zulke goede zaken hebben gedaan als het afgelopen half jaar. Maar vast staat dat de helft van de Europese bevolking, die meer dan tweeduizend zielen omvat, bezig is zijn vertrek naar Nederland voor te bereiden, terwijl er de laatste tijd al enige honderden vertrokken zin.
In zekere zin zou men zowel de voorspoed als de tegenslag van dat lieve (ja, lieve) stadje Manokwari met één woord kunnen benoemen: CONGO !
Nu ja, het is wat erg scherp gesteld. Maar in deze zin juist: het grootste deel van de Indisch-Nederlandse bevolking van Manokwari vertrekt in een geforceerd tempo naar Nederland, soms zijn bezittingen ( huizen ) leterlijk achterlatend omdat er geen kopers zijn, in verband met de verwachting dat er in Nieuw-Guinea iets als een tweede Congo staat te gebeuren.En de opleving van de houtzagerij en misschien ten dele van de scheepswerf wordt veroorzaakt doordat het wegvallen van Congolese houtexport eindelijk het Nieuwguinese hout een kans heeft gegeven.